Zwaar ploffen mijn voeten op het asfalt. Mijn schouders hangen naar voren, mijn blik is op de grond gericht en plakkerig zweet gutst over mijn gezicht.
Er staat 22 kilometer hardlopen op het programma en onder de hete augustuszon is dat geen pretje. Vroeg opstaan om de hitte voor te blijven is mislukt en al vanaf de start gaat het moeizaam. Mijn schenen doen pijn, mijn voeten lijken aan de grond vast te kleven, de hete lucht die ik gejaagd in probeer te ademen lijkt wel stroop en diep in mijn buik voel ik de maandelijks terugkerende krampen die áltijd op het verkeerde moment de kop opsteken.
Ik zet een podcast op en spreek mezelf streng toe: ‘je wilde dit zelf, Marleen, nu moet je doorzetten. En kijk eens om je heen! Vrolijke fietsers, blauwe lucht, groene bomen, mooi kanaal…’ Een tweede stem in mijn hoofd snauwt terug. ‘Die fietsers rijden in de weg, dat kanaal heb ik al honderd keer gezien en die lucht had ik liever grijs met verkoelende regen gehad, dankjewel!’
Ik kom maar niet in mijn ritme en na twee uur ploeteren app ik Jan. Ik hoop dat hij op de fiets naar me toe kan komen en me zo kan motiveren om het laatste stuk door te rennen. Geen blauwe vinkjes. Ik bel. Geen gehoor. Ik voel frustratie opborrelen. Waarom neemt hij nou niet op!?
Ik app de meidengroep. Lieve berichtjes van mijn vriendinnen stromen binnen, maar het helpt niet. Ik bel Jan nog een keer, maar weer geen gehoor. Frustratie mengt zich met bezorgdheid, er zal toch niet iets gebeurd zijn?
Ik worstel door, maar inmiddels ben ik meer aan het wandelen dan aan het hardlopen. Ik voel mijn keel dichtknijpen en tranen prikken in mijn ooghoeken.
Ik bel mijn vriendin Désie, die gelukkig meteen opneemt. Midden op straat snik ik in mijn telefoon. ‘Dees, ik moet nog vier kilometer maar ik kahan niet meeheer!’
Lees meer