Categorie: Avonturen dicht bij huis Pagina 1 van 5
In mijn beide ooghoeken zie ik links en rechts zeeën van mensen, slechts van elkaar gescheiden door een smalle doorgang voor de hardlopers, alsof Mozes voor me rent en de massa splijt.
Het gejuich van het publiek is oorverdovend en overweldigend. Ik focus me op enkele meters voor me en terwijl ik uit mijn vermoeide benen de laatste restjes energie probeer te persen, herhaal ik in mijn hoofd: ‘Doorlopen, niet struikelen, doorlopen, niet struikelen’.
Rechts zie ik een wit spandoek wat ik vandaag al enkele keren heb gezien. ‘HUP MARLEEN’ staat er in grote zwarte letters en ik zie mijn ouders en Jan staan. ‘PAPA!’, weet ik nog te roepen terwijl ik door ren. ‘Doorlopen, niet struikelen’.
De bekende kroegenstraat in Eindhoven, Het Stratumseind, eindigt met een bruggetje. Ik zwoeg omhoog. ‘Doorlopen, niet struikelen’.
De bocht om naar links. Ik heb de binnenbocht en er staan van die hekken die met van die kromme poten het parcours opsteken. ‘Doorlopen, niet struikelen’.
Nog een bocht naar links, de Vestdijk op. Er staat een bord: ‘NOG 200 METER’. Ik versnel nog iets.
Links van me hoor ik mijn naam, maar ik kijk niet om. ‘Doorlopen, niet struikelen’.
De blauwverlichte finishboog komt in zicht. Als vanzelf ballen mijn handen zich tot vuisten en gaan mijn armen de lucht in. Ik ren onder de boog door, over timermatten en kom haperend tot stilstand.
Een geluid wat tussen een diepe zucht van opluchting en een hele lange snik zit ontsnapt aan mijn keel. Ik heb het gehaald!
Zwaar ploffen mijn voeten op het asfalt. Mijn schouders hangen naar voren, mijn blik is op de grond gericht en plakkerig zweet gutst over mijn gezicht.
Er staat 22 kilometer hardlopen op het programma en onder de hete augustuszon is dat geen pretje. Vroeg opstaan om de hitte voor te blijven is mislukt en al vanaf de start gaat het moeizaam. Mijn schenen doen pijn, mijn voeten lijken aan de grond vast te kleven, de hete lucht die ik gejaagd in probeer te ademen lijkt wel stroop en diep in mijn buik voel ik de maandelijks terugkerende krampen die áltijd op het verkeerde moment de kop opsteken.
Ik zet een podcast op en spreek mezelf streng toe: ‘je wilde dit zelf, Marleen, nu moet je doorzetten. En kijk eens om je heen! Vrolijke fietsers, blauwe lucht, groene bomen, mooi kanaal…’ Een tweede stem in mijn hoofd snauwt terug. ‘Die fietsers rijden in de weg, dat kanaal heb ik al honderd keer gezien en die lucht had ik liever grijs met verkoelende regen gehad, dankjewel!’
Ik kom maar niet in mijn ritme en na twee uur ploeteren app ik Jan. Ik hoop dat hij op de fiets naar me toe kan komen en me zo kan motiveren om het laatste stuk door te rennen. Geen blauwe vinkjes. Ik bel. Geen gehoor. Ik voel frustratie opborrelen. Waarom neemt hij nou niet op!?
Ik app de meidengroep. Lieve berichtjes van mijn vriendinnen stromen binnen, maar het helpt niet. Ik bel Jan nog een keer, maar weer geen gehoor. Frustratie mengt zich met bezorgdheid, er zal toch niet iets gebeurd zijn?
Ik worstel door, maar inmiddels ben ik meer aan het wandelen dan aan het hardlopen. Ik voel mijn keel dichtknijpen en tranen prikken in mijn ooghoeken.
Ik bel mijn vriendin Désie, die gelukkig meteen opneemt. Midden op straat snik ik in mijn telefoon. ‘Dees, ik moet nog vier kilometer maar ik kahan niet meeheer!’
Bij deze de foto’s! Geniet er van, want we hebben er soms hard voor moeten zwoegen 😉
Extreem. Het is nogal een krachtig woord en roept bij verschillende mensen verschillende associaties op. Extreme sporten, extreme hitte, of extreme armoede bijvoorbeeld. De extremen van een wiskundige functie beschrijven de hoogste en de laagste waarden die bereikt kunnen worden en je armen en benen heten ook wel je extremiteiten. De Dikke van Dale noemt ‘uiterst(e)’ als definitie en ondanks dat ons land niet uiterst groot is, heeft het wel enkele uitersten. En naar deze extreme plekken neem ik je deze blog mee!
Fiets met ons mee over deze fantastische route!
Geniet mee op onze tocht!
We zoeven over een smal, zanderig pad dwars door een zee van paarse hei. De zon staat hoog boven ons in de knalblauwe lucht en vogels kwetteren vrolijk. Onze banden rollen zachtjes knerpend over grind, bonken over talloze boomwortels en zwoegen zich moeizaam door diep mul zand.
We komen kilometers lang geen levende ziel tegen. We rijden over eindeloze vlakten, door dichte bossen en langs kleine riviertjes. De route die we volgen ontwijkt nauwkeurig de meeste dorpjes in dit gebied. We wanen ons hierdoor volledig ondergedompeld in de wildernis, ver weg van de bewoonde wereld, en dat is in een land als Nederland een heel bijzondere gewaarwording.
Ik rijd over slingerende, groene dijken. Weidse uiterwaarden strekken zich uit onder aan de dijk en de rivier reflecteert sprankelend het zonlicht.
Ik fiets over vele bruggetjes en steek de grote rivieren over met het ene na het andere pontje. Gekleurde bloemen in de berm wuiven vrolijk en gezellige terrasjes in kleine dorpjes lonken met koude frisdrank.
De laatste paar dagen van mijn fietstocht volg ik de Rijn, de Waal en de Maas richting Limburg en weer terug naar Brabant. Ik ben rond!
Met mijn benen bengel ik over de rand van het vliegtuig. Mijn hart bonst in m’n keel en de zenuwen gieren door mijn buik. Nog voordat ik goed kan nadenken val ik van drie kilometer hoogte naar beneden. Ik kan niks anders dan heel hard gillen. De seconden tikken langzaam voorbij en we blijven maar naar de grond suizen. Ik probeer te lachen naar de camera die jumpmaster Johnny op me richt, maar van harte gaat het niet. Dan trekt John aan de lus op zijn rugzak en ontplooit de parachute zich boven ons. Onze val ter aarde wordt afgeremd en ik kom weer wat tot bedaren. Ik heb parachute gesprongen!