Voorzichtig ga ik op mijn hurken zitten en voel ik met mijn hand aan de grond. De bodem rondom de vlonders waar we over lopen ziet er onschuldig uit. Geelgroen mos, afgewisseld met kleine rode plantjes, paars bloeiende heide, hier en daar een geelpaars bloemetje wat ik niet herken en kleine dennenboompjes. Ik hoef niet hard te drukken om mijn hand meteen te zien verdwijnen in een zompige massa mos. De directe omgeving van waar mijn hand op het oppervlak drukt, golft op en neer en druipend trek ik mijn hand weer omhoog. We lopen nog een keer door een moeras en het is me nu overduidelijk waarom de vlonderpaden zijn aangelegd.
Categorie: Roadtrip Baltische Staten
Honderdduizenden kruizen – misschien wel een miljoen kruizen – torenen boven me uit. Enorme ijzeren kruizen, kleine houten kruizen. Kruizen met gedetailleerd houtsnijwerk of smeedijzeren krullen. Eenvoudige kruizen van twee houten balken, rozenkransen met een kruisje eraan. Kruisjes die aan een kruis hangen, waaraan een kruisje hangt. Kruizen in de boom, kruizen met een foto, kruizen met een persoonlijke boodschap, kruizen met een naam.
Smalle slingerpaadjes kronkelen tussen dit religieuze woud door en met respect en verbazing beklimmen we langzaam maar zeker deze ‘Hill of Crosses’ bij Siauliai in Litouwen. Op de top staat een Mariabeeld en horen we zacht geprevel uit een geluidsinstallatie die aan het oog onttrokken wordt door – je raadt het al – tientallen kruizen.
Ik sta op de voorplecht van een piratenschip en kijk langs het kraaiennest af naar een raket en de Eiffeltoren. Jan is net uit een spookhuis-escaperoom ontsnapt en twee kinderen gieren van de pret op een gigantische wipwap die in de slotgracht staat van een oosters paleis.
We lopen door het ‘Eiffeli Torn Ja Seikluspark’ op Hiiumaa, een psychedelische combinatie van absurdistische kunst en een speeltuin.
We lopen over een mooi plankenpad dat zich glooiend voor ons uitstrekt, slingerend tussen bomen door, omhoog over stuifduinen. Groene varens flankeren het pad, korstmossen bedekken de boomstammen en het ruikt naar dennenhars en water.
Bij een hoge uitkijktoren klimmen we de lucht in en laten we onze blik meevoeren met het pad de verte in. We zien een groene, moerassige vlakte en een paar mooie vennen aan de horizon knipogen in het voorzichtige zonnetje.
We klauteren de toren weer af en vervolgen het pad. Bij de vennen zien we mensen zwemmen in het bruinige water waarin de bomen weerspiegeld worden. Onze zwemkleding ligt in de auto, twee kilometer terug. Jan en ik kijken elkaar aan en met één blik weten we genoeg: een onderbroek is ook een zwembroek!