Bosnië en Herzegovina!

Langzaam loop ik langs de zestien meter lange muur. In een klein lettertype staat naam na naam in de muur gekerfd. Allemaal zijn het mannennamen. Bijna allemaal zijn ze jong. Achtduizenddriehonderdtweeënzeventig namen. Achtduizenddriehonderdtweeënzeventig vermoordde jongens en mannen van Srebrenica.

Op vrijdagochtend stappen we in de auto en verlaten we Una National Park. We typen het adres van onze accommodatie in Banja Luka in de navigatieapp op de telefoon en geven gas. Het uitzicht onderweg is adembenemend mooi. We rijden door bergen en langs rivieren. Over een weids plateau en langs beboste hellingen met gele, oranje en roodbruine bomen.
In Banja Luka bezoeken we de kathedraal, de moskee, de overdekte markt en het kasteel. Het is een aangename, overzichtelijke stad, leuk om een middagje te spenderen.
’s Avonds drinken we een biertje in een kroeg die ‘Hogwarts’ heet en spelen we een potje darts op de dartmachine. We worden uitgedaagd door twee jonge meiden. We proberen een gesprek gaande te houden, maar dat is gezien de harde muziek en het feit dat we om de beurt een paar pijltjes moeten gooien, lastig. Het belangrijkste wat we onthouden van het gesprek is dat we ab-so-luut niet in Bosnië en Herzegovina zijn, maar in de Republika Srpska.

Het land waar we zijn (Bosnië en Herzegovina, maar wij zeggen eigenlijk gewoon ‘Bosnië’) bestaat uit meerdere delen. Maar die delen zijn dus niet: ‘Bosnië’ en ‘Herzegovina’. Het bestaat uit ‘de Federatie van Bosnië en Herzegovina’ en uit ‘de Servische Republiek’, waarbij die eerste ook weer voor een deel bestaat uit ‘de Kroatische Federatie’. We hebben de wikipediapagina al meerdere keren gelezen maar snappen het eigenlijk nog steeds niet.

Vanuit Banja Luka rijden we de Servische Republiek uit en de Federatie van Bosnië en Herzegovina in, richting Sarajevo. Sarajevo ken ik eigenlijk voornamelijk van het acht uur journaal, van pak ‘m beet dertig jaar geleden. Eigenlijk is mijn gehele kennis van het land geassocieerd met nieuws over de verschrikkelijke burgeroorlog die van 1992 tot 1995 het land verwoestte. Ik was nog jong, maar de plaatsnamen ‘Sarajevo’, ‘Srebrenica’ en ‘Banja Luka’ geven me flinke Pia Dijkstra-vibes. Jan was al wat ouder en weet zich de nieuwsberichten nog beter te herinneren.
Het is bijzonder om nu door datzelfde land en diezelfde steden te lopen als toerist. Overal zie je dat mensen weer een bestaan hebben opgebouwd. Leuke winkeltjes, mooie accommodaties, gezellige restaurants, hippe koffietentjes en bureautjes waar ze activiteiten als kajakken of raften organiseren. Maar ook zie je de sporen uit het verleden. Kogelgaten in gebouwen. Mortierinslagen op straat. Armoede. Stickers en graffitileuzen met ‘ACAB – All Cetniks Are Bastards’. Verdeeldheid.
We bezoeken ‘Galerija 11/7/1995’. Een kunstgalerij met foto’s uit Srebrenica. Honderden gezichten van slachtoffers staren me aan vanuit zwart-witte portretfoto’s. Duizenden namen bedekken de wanden. Foto’s van nabestaanden. Foto’s van massagraven. Foto’s van graffiti van Nederlandse soldaten waarop staat: ‘UN – United Nothing’.
We lopen geraakt en geschrokken rond in deze galerij. Uiteraard kennen we dit deel van de geschiedenis, maar om het nu, zo, op deze manier te ervaren is toch anders dan een paar nieuwsflarden van Pia Dijkstra als je elf jaar oud bent.
We stappen dit beladen museum uit en de zon in. We drinken koffie op een leuk terras, in de ochtendzon, tussen het gezellige geroezemoes van de stad om ons galerijbezoek even te laten bezinken. Vlak naast ons terras zien we een ‘Sarajevo Rose’, een plek waar een mortier is ingeslagen en waar mensen zijn overleden. De deuken van de inslag zijn met rode verf volgegoten.
We lopen richting de gondelbaan van Sarajevo. Die brengt ons hoog naar de toppen van de Trebevicberg waar in 1984 de Olympische Winterspelen werden gehouden. De bobsleebaan ligt er nog en is te bezoeken. Ook is bijna iedere strekkende meter van de bobsleebaan bespoten met graffiti. Het is een bijzonder contrast: deze relikwie van de topsport tussen de natuurpracht van de berghelling en de kleurrijke straatkunst.
We lopen een heel eind door de bobbaan. De hoge gekromde bochten sturen ons slingerend de berghelling af. Als we de baan uit klimmen om richting een observatietoren te lopen, komt een jonge man op een mountainbike door de baan gesjeesd. Ik roep hem enthousiast en bemoedigend toe (toevallig hadden Jan en ik het er net over hoe gaaf het zou zijn om met een fiets door de baan te rijden), en hij knijpt in z’n remmen. Al gauw gaat ons gesprek over de verdeeldheid van het land. Hij vertelt: “Mijn huisgenoot is na de oorlog geboren, maar drinkt liters alcohol per dag als gevolg van secundaire PTSS. Hij heeft een hekel aan mij omdat ik een Kroatische naam draag, terwijl ik geen Kroaat ben.”. Net zoals de jonge meiden uit Banja Luka zich niet willen associëren met de Bosniërs, wil de huisgenoot van deze jonge knul zich niet associëren met Serviërs. Een generatie die ná de oorlog geboren is. Er zijn hier nog veel wonden te helen.

Op maandagochtend verlaten we Sarajevo. We rijden naar de historische stad Mostar, bekend van de oude brug. ‘Most’ betekent ‘brug’ en ‘star’ betekent ‘oud’. Nu is de brug in zijn huidige staat uit 2004 – herbouwd na de oorlog – maar het is een beauty.
Op het randje van de vierentwintig meter hoge brug staan jonge mannen in zwembroek. Ze houden een petje voor de neuzen van de toeristen die klaar staan met hun camera’s voor een donatie. Als het petje vol genoeg zit met geld, springt er een van de jongens van de brug af, de ijskoude rivier in. Het is een heel spektakel voordat er gesprongen wordt en ons geduld wordt flink op de proef gesteld, maar dan is het zo ver: sierlijk springt een jongen de brug af en plonst seconden later diep onder ons het water in. Een indrukwekkend hoge sprong.
Mostar heeft een mooi en gezellig oud centrum. De rivierkeien die als straatstenen zijn gebruikt zijn glimmend glad gepolijst door de duizenden voeten die hier dag in, dag uit overheen lopen en de kleine steegjes zijn volgestopt met winkeltjes en restaurants. ’s Middags worden we omringd door grote groepen toeristen met gids, die met een tourbus een dagje naar hier komen. ’s Avonds zijn de straten bijna leeg. We eten op een terras met uitzicht op de brug en zien de lucht langzaam van blauw naar roze kleuren, voordat de duisternis invalt en de brug sfeervol verlicht wordt.

Vandaag bezoeken we vanuit Mostar het Derwisjklooster van Blagaj en de Kravicawatervallen. Eenmaal de stad uit, rijden we langs een prachtige rivier en door groene heuvels. Het landschap van Bosnië en Herzegovina is werkelijk adembenemend. Een opstopping op de hoofdweg zorgt ervoor dat we een omweggetje moeten nemen, dwars door de bergen. Inmiddels is Jan expert in bergrijden en luid joelend stuurt hij ons moeiteloos door de scherpe haarspeldbochten. De weg wordt geflankeerd door de ene na de andere granaatappelboom en hoe hoger we klimmen, hoe mooier het uitzicht wordt.
In de Kravicawatervallen kun je zwemmen en dat is precies wat we nodig hebben. We zijn dol op steden, geschiedenis en oude gebouwen, maar we zijn nóg doller op mooie natuur. We plonzen het frisse water in en picknicken daarna onze lunch terwijl we opdrogen in de zon.

Morgen verlaten we dit prachtige land, met haar vriendelijke mensen, afwisselende natuur, piepkleine dorpjes, steden met beladen namen en treurige geschiedenis.
Op naar Kroatië, en de Dalmatische kust!

Vorige

Foto’s Plitvice en Una National Park!

Volgende

Foto’s Bosnie en Herzegovina

  1. Toon

    Inderdaad een trieste historie, maar mooi om via jullie te hoydat er herstel is.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Waar is Marleen