Het sneeuwt al sinds gisteravond en heel Nederland is wit. Codes oranje en rood worden afgegeven en er wordt gewaarschuwd voor ijzel en gevaarlijke omstandigheden op de weg. Snowmageddon wordt er gegrapt op social media, en strooiwagens rijden af en aan.
Te voet is het echter enorm genieten: door de knisperende sneeuw lopen Jan en ik door ons bekende Veldhoven, wat door de zachte witte laag is omgetoverd tot een sprookjeswereld. Kinderen op sleetjes komen voorbij en we passeren minstens drie sneeuwballengevechten. Al deze sneeuwpret doet me terugdenken aan mijn reis door IJsland.
In februari van 2015 trok ik ruim twee weken met Inge door het prachtige, ruige IJsland. Door een betoverend wit winterwonderland reden we kilometers lang over The Ringroad, zeg maar de A2 van IJsland. Zelfs deze hoofdweg gaf ons af en toe behoorlijke uitdagingen!
Hieronder het verslag van onze avonturen in een heuse sneeuwstorm in IJsland!
‘Ik zie nog net een paaltje, zal ik verder rijden?’ vraagt Inge met twijfel in haar stem. ‘Ja doe maar, ik zie de rand van de weg wel’, is mijn net zo onzekere antwoord.
We hebben vijf meter zicht, misschien zes. De sneeuw jaagt om de auto en vormt dikke lagen ijs op de ruiten en zijspiegels. Het afgelopen halfuur zagen we niets dan wit – zelfs de neus van de auto werd aan het zicht onttrokken – dus het kleine stukje zwart asfalt dat we zien is meer dan welkom. Totdat een minuut later het zicht weer volledig tot nul wordt gereduceerd. We zitten vast in een sneeuwstorm, in een totale white-out.
Iedere dag voordat we vertrekken checken we de wegcondities op het internet. In verschillende kleurtjes wordt aangegeven hoe de toestand onderweg is. Voor de route van vandaag was alles met groen aangeven: easily passable. Een klein stukje is geel: spots of ice. Wel wordt er gewaarschuwd voor wind, maar de eerste kilometers kunnen we ondanks de windstoten prima rijden en genieten we weer volop van het IJslandse landschap.
Dan ineens, uit het niets zien we niks meer. In korte stukjes waarin we een klein beetje zicht hebben rijden we naar een parkeerplek waar we wachten.
Een IJslands gezegde luidt dat als het weer je niet bevalt, je tien minuten moet wachten, want dan is het alweer anders. Maar de minuten tikken voorbij en de storm gaat maar niet liggen. Er stoppen nog een paar auto’s op het parkeerterrein en we wachten met z’n allen op een rustig moment om verder te rijden.
Het waait enorm hard en we grappen dat onze oude autootjes thuis – een Nissan Micra en Fiat Panda – al lang het vrije luchtruim hadden gekozen.
Ondertussen pakt de sneeuw flink samen op de auto en ik waag me naar buiten om een laag ijs van zeker een halve centimeter dik van de ruiten te bikken. Mijn gereedschap daarvoor is een klein ijskrabbertje die we gisteren ‘voor de zekerheid’ kochten.
Ik moet met één hand mijn ogen beschermen tegen de scherpe sneeuwvlokken die de storm in mijn gezicht blaast en moet mijn best doen niet om te vallen door de harde windstoten. Volledig bedekt in een laagje sneeuw vlucht ik via de achterdeur de auto weer in omdat ik door de wind niet meer bij het voorportier kan komen. Ik klim over de stoelen heen en hijg om bij te komen van deze expeditie.
Na bijna een uur lijkt het beter te worden en rijden we verder, totdat het na zo’n vijf minuten alweer helemaal wit wordt. Zo blijft het doorgaan. Twee keer passeert een lokale tegenligger ons, die ons beide adviseren door te rijden als het lukt, en te stoppen bij het tankstation wat vlakbij is. Op zich was dat sowieso al wel ons plan, maar het is fijn te weten dat de locals zich ook door deze storm wagen.
Twee-en-een-half uur later en nog geen zes kilometer verder sinds onze eerste stop op het parkeerterrein, zijn we eindelijk bij een gebouw. Tegenover het tankstation blijkt een hotel te zijn we en boeken opgelucht een kamer.
Ik ben nog nooit zo blij geweest met het zien van een hotelreceptie.
Geef een reactie