Ik word wakker van het herkenbare geluid van een lange ritssluiting die open gaat. Mijn opgevouwen armen wurm ik uit mijn slaapzak en als ik rechtop ga zitten, komt mijn hoofd bijna tegen het tentdak aan.
Ik kruip de tent uit, en in plaats van in fris gras met de ochtenddauw nog op de sprietjes, stap ik op een gladde laminaatvloer. En in plaats van een wandeling met wc-rol onder m’n arm naar de campingplee, kan ik gewoon naar mijn eigen vertrouwde toilet.
Al van kinds af aan heb ik gekampeerd op vakantie. Mijn ouders reden met vouwwagen en bijzettentje naar alle uithoeken van Europa met mijn broer, zus en mij op de achterbank. Op naar avonturen in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Kroatië, Italie of Oostenrijk. Reizen en kamperen is ons met de paplepel ingegoten en ik heb het altijd fantastisch gevonden.
Een pannetje water halen bij het kraantje aan het begin van het pad en slapen in een slaapzak op een luchtbed. Met al je douchespullen in een plastic tasje van de E-Leclerc of InterMarché naar de douche en dan terug moeten omdat je tóch je handdoek was vergeten, of gewoon even je snoet wassen met een wegwerpwashandje en je tanden poetsen bij een emmertje water. Alles op een camping is anders dan thuis, en alles wat anders is, is leuk! Behalve dan misschien die rare hurk-wc’s in Frankrijk, maar een kleinigheidje blijf je houden…
Volgens de fotoalbums die mijn moeder zorgvuldig voor ons maakte, was mijn allereerste kampeertochtje in 1986, naar Drenthe. Een jaar later bleven we – in verband met mijn zusje die die zomer verwacht werd – dichter bij huis, maar tóch gingen we kamperen!
Ik kan me nog herinneren dat ik in 1987 met mijn vader op de fiets (ik achterop) naar ’t Vlutterke ging in Veldhoven. Door de regen, in een blauw regenjasje. Slapen in een tentje en witte bonen in tomatensaus uit een blikje opwarmen op een campinggasje. Op nog geen vier kilometer van huis, maar ik vond het een waanzinnig avontuur.
Ook later toen ik zelf – zonder ouders – op vakantie ging, bleef ik kamperen. Met tent en duikspullen naar Spanje, met drie vrienden, drie tentjes, een barbecue en een voetbal roadtrippen door Europa, wandelen in Nederland met de tent in een rugzak en kanoën door Finland met de tent in een waterdichte ton. En uiteraard wekenlang toeren door Afrika en Canada met een daktent op het dak van de auto.
Ik zette mijn tent voornamelijk op op campings, maar in Nederland en Finland ook in het wild, met niets meer dan een vlak stukje bosgrond om je tentje op te zetten.
Kamperen betekent voor mij vrijheid. De vrijheid om te kunnen staan waar je wilt, en je boeltje weer in te pakken als een bepaalde plek niet bevalt. Ook betekent het zelfstandigheid. Alles wat je nodig denkt te hebben moet je zelf meenemen, op je rug, in je fietstas, of in de auto. En dan kom je erachter dat je eigenlijk zo heel veel niet nodig hebt.
En ten slotte is het avontuur. Want zeg nou zelf: als je de vrijheid en zelfstandigheid hebt om te gaan en staan waar je wilt en te doen waar je zin in hebt, kan het niet anders dan een avontuur worden!
Toen mijn reis naar Antarctica geannuleerd werd, besloot ik diezelfde dag nog om in de week dat ik eigenlijk op vakantie zou zijn te gaan wildkamperen in Nederland. Ik bestelde twee fietstassen, monteerde een bagagedrager op mijn mountainbike en stippelde een route uit naar een paalkampeerplaats in de bossen bij Breda.
Wildkamperen mag niet in Nederland, behalve als je op een speciaal daarvoor aangewezen plek gaat staan, met een paaltje in de grond waarop de regels staan: een paalkampeerplaats.
In de Baronie van Breda liggen er verschillende en ik leerde in 1987 al dat je voor een groot avontuur niet per se grote afstanden hoeft af te leggen, dus Breda leek perfect.
Een laatste check op de website van Staatsbosbeheer om te kijken of de paalkampeerplaats die ik nog kende van jaren geleden daadwerkelijk nog bestond en gaan met die banaan.
Of ten minste, dat dacht ik. Ondanks dat er in mijn ogen geen betere social distancing is dan in mijn eentje in een bos in een tentje slapen, waren de paalkampeerplekken al aan het begin van de coronacrisis door Staatsbosbeheer tijdelijk gesloten. En ondertussen zijn ze nu permanent opgeheven in verband met overlast. Helaas pindakaas.
Ook gewone campings waren gesloten, en zijn dat nu nog steeds tenzij je een eigen toilet hebt. Kamperen zat er dus even niet in, maar na het ruiken van de typische, ietwat muffige geur van mijn tent en slaapzak kon ik het niet laten. Ik zette mijn tentje op in de woonkamer en kroop erin. En leuker nog: in plaats van me voor gek te verklaren, kroop Jan er gezellig bij!
Zo kampeerden we op camping ‘De Woonkamer’, met privé sanitair, gratis warme douche en uitzicht op de TV.
En afgelopen weekend, toen de thermometer dertig graden aangaf, bliezen we onze slaapmatjes op op het balkon, voor een frisse nacht in de buitenlucht.
Ondertussen heb ik een camping gevonden met een eigen dixi per kampeerplekje in de buurt van Oss en mogen vanaf 1 juli alle campings weer open, dus staan er alweer twee fietskampeeravonturen in onze mooie provincie op de planning!
Toon Steenbergen
Haha.
Prachtig verhaal.
Roept mooie herinneringen op.
Desie
Ik moet nu terugdenken aan ons minitentje op de overbezette lowlandscamping, geen minicamping maar douchen was luxe die we toen oversloegen, en wakker worden door de geur van gebakken frikandellen van Thijs. Niet helemaal back to basic, maar ergens toch heel primitief
Marleen
Zéker!! Lowlandscampings en Rock Werchtercampings komen qua voorzieningen het dichtst in de buurt van paalkampeerplekken, alleen qua rust niet echt 😂