Gestaag glijd ik door het gladde water. Om me heen hoor ik niets dan het ruisen van de wind door het riet en het vrolijke gekwetter van ontelbare vogels. In de blauwe lucht hangen een paar pluizig witte wolken en de zon schijnt warm in mijn gezicht. De lente is in volle gang en geeft een explosie van weelderig groene bomen en struiken op de oevers aan weerszijden van de rivier. Een zacht briesje laat honderden wilgenpluisjes dansen in de wind voordat ze sierlijk neerdwarrelen en het wateroppervlak bedekken met een wollig laagje dons. Ik kijk op mijn horloge. Vijf kilometer heb ik afgelegd in mijn kano, nog vijfentachtig te gaan. Vijfentachtig kilometer genieten!
Categorie: Verhalen dicht bij huis
Op een warme donderdagavond loop ik door de bossen en langs de vennen van Vessem. De laagstaande zon schijnt met een gouden gloed over het water en door de bomen. De vogels fluiten een vrolijke wijs en een zacht briesje laat de frisgroene lenteblaadjes van de bomen ritselen.
Dan valt mijn oog op een ondertussen bekend object in de struiken. Ik strek mijn grijpstok uit en begin te zingen (op de maat van ‘99 bottles of beer on the wall‘): ‘Negentien zakjes met poep in m’n tas, negentien zakjes met poep. Daar ligt er weer een, ik raap ‘m weer op, twintig zakjes met poep in m’n tas’.
Voorzichtig rits ik de tent open. Een dun laagje rijp heeft zich aan de binnenkant van de tent gevormd en dwarrelt nu in kleine vlokjes naar beneden.
Ik wurm mijn voeten in m’n bevroren schoenen en stap een witte, stille wereld in. De zon kruipt langzaam boven de horizon uit en de eerste gouden zonnestralen van de dag schijnen tussen de bomen door op de tent. Terwijl Jan zich nog een keer omdraait, stook ik het kampvuurtje op en kook ik verse scharreleitjes voor het ontbijt.
Slapen in de sneeuw is wakker worden in een sprookjeswereld.